De volledige werken van J. F. Helmers, Volumen2

Portada
Van Dieren, 1844
 

Páginas seleccionadas

Otras ediciones - Ver todas

Términos y frases comunes

Pasajes populares

Página 157 - t Geloof wordt in den proefstrijd vaster ; 't Geloof zij 't schild , wanneer de laster Uw doel miskent , uw deugd bespot ; 't Geloof sticht diamanten muren ; 't Geloof kan tijd en graf verduren: Daar, waar 't geloof is, daar is God.
Página 156 - Ja, ras zal de aard' mijne asch bedekken, Geen lente me uit den doodslaap wekken; 'k Zal rusten in den nacht van 't graf; 'k Zal daar 't geschrei , de klagt niet hooren Van 't dierbaar kroost aan mij geboren , Dat mij de liefste moeder gaf.
Página 285 - Ja, Jezus leer, zoo rein, zoo edel, Versterke uw hart, verheffe uw' schedel, In nood, vervolging, woede en brand ! 't Geloof zij u een staf door 't leven, Doe u langs steilte en afgrond streven, Naar hooger, beter Vaderland. 't Geloof wordt in den proefstrijd vaster ! 't Geloof zij 't schild, wanneer de laster Uw doel miskent, uw deugd bespot : 't Geloof slecht diamanten muren ; 't Geloof kan tijd en graf verduren ; Déar, waar 't Geloof is, daar is God ! LIERZANGEN.
Página 222 - t lommer, vóór de toefplaats aangezeten, Heeft reeds een vriendenkring, Natuur ! uw schoon vergeten, En bij Virginjes plant, in dampen opgehaald, Wordt onherroepelijk des werelds lot bepaald, En Snoek met Talma, Pitt met Mirabeau gewogen, En 't nimmer feilbaar woord vindt zich altijd bedrogen.
Página 165 - Wat zult gij om mijn' grijzen kop.... » Uw pligt is 't Neerland te beschermen. » Hij zwijgt ; daar alles schreit en beeft, Sterkt hij elks moed, verzacht elks smarte, Klemt zeegnend gade en kroost aan 't harte, Keert, bidt, stijgt op 't schavot, en sneeft.
Página 387 - Zuidpool spreekt: vlugt uit mijn heerschappij: 'k Omheinde niet vergeefs, met onafzienbre rotsen Van eeuwig ijs mijn rijk: hij die mijn magt durft trotsen, Mijn' ongerepten vloed door zijne komst bevlekt, Verga, verga in 't bloed! Etc. De overeenkomst met de Adamastor-scène uit de Lusiadas is zo opvallend, dat we zonder meer navolging kunnen aannemen. Duidelijk is voorts ook een gedeelte uit de vierde zang van Helmers' g1ote dichtwerk 'De Hollandsche natie" op Camöes
Página 277 - Hekla op mijn ga zijn lava braken , De zee verzwelgt mijn zoon in de opgesparde kaken. En ik , ik wring me niet een dolk in 't vaderhart ? 'k Stort me in den vuurkolk uiet, vol duldelooze smart? Neen, Jezus, neen uw leer weerhoudt mijn voet en handen, Schoon zeeen bruisen en Vesuviussen branden.
Página 416 - s dichters taal, des wijsgeers kundigheden. Als 't sidderende menschdom schreit? 'k Erken, het Bijgeloof zag zijnen schepter breken; Doch 't Ongeloof heeft zich op zijnen troon gevest: Wat gruwlen 't Bijgeloof bij 't menschdom aan moog' kweeken, Het Ongeloof is grooter pest.
Página 416 - Wie juicht ook de Etna toe, wanneer hij slaat aan 't branden, En uit zijn' zwarten schoot een zee van Lava braakt, En bosch en steden stort in gloeijende ingewanden, Terwijl 't beangst Sicielje kraakt?
Página 415 - t eind' der achttiende eeuw, op 't wrak van 't Vaderland ; En 'k zou, bij 't forsch geknal van Mavors donderslagen, Mijn citer grijpen van den wand ? 'k Zou de eeuw, die ons ontvlugt, in wee ontvlugt, bezingen? Haar huldigen, die ons een dolk in 't harte stiet ? Wat heil heeft ze aangebragt ? waar zijn haar zegeningen ? Waar zijn ze ? ik zoek, maar vind ze niet.

Información bibliográfica